Hoe studenten en docenten de rol van generatieve AI in academisch onderwijs beleven.
Door Bente Cerpentier, Cune van Asselt en Paul Ketelaar
Studenten van nu komen terecht in een werkveld waarin generatieve AI (GenAI) dagelijkse praktijk is – zeker in commerciële communicatie. Maar hoe gaan zij daar nu al mee om tijdens hun studie? Twee communicatiestudenten interviewden studenten en docenten van twee universiteiten over de rol van GenAI bij het maken van opdrachten en de realisering van leerprocessen en leerdoelen. Hun onderzoek levert verrassende inzichten én concrete adviezen voor het onderwijs van morgen.
WAAR GAAT DEZE BLOG OVER?
- Hoe docenten verschillend denken over GenAI-gebruik door studenten.
- Hoe studenten GenAI nu al gebruiken en welke behoeften daarachter schuilgaan.
- Waarom heldere richtlijnen essentieel zijn voor verantwoord gebruik van GenAI
HET ONDERZOEK
Voor dit onderzoek vonden 13 semi-gestructureerde interviews plaats met docenten en 13 met masterstudenten van communicatieopleidingen aan twee verschillende universiteiten. Deze gesprekken bieden diepgaand inzicht in hun ervaringen en ideeën over GenAI. De belangrijkste thema’s en inzichten ontstonden uit een thematische analyse, gebaseerd op Braun & Clarke (2013).
Maslow’s behoeftenhiërarchie
Bij de analyse van de studenteninterviews richtte de focus zich op hun onderliggende behoeften, met Maslow’s piramide van behoeften als verklarend kader. De docenteninterviews zijn gebaseerd op verschillende theoretische modellen, zoals technologie-acceptatiemodellen (TAM, UTAUT), communicatietheorieën (zoals Uses & Gratifications) en bredere institutionele perspectieven (zoals Giddens’ structuratietheorie). Zo ontstaat een beeld van de complexe dynamiek rondom GenAI in het academisch onderwijs.
RESULTATEN
Leerproces voorop
Docenten vinden het vooral belangrijk dat GenAI niet het leerproces en de leerdoelen van studenten ondermijnt. Dat maakt het gebruik van GenAI door studenten in de praktijk ook ècht anders dan in het wetenschappelijk onderwijs. Zij onderstrepen het belang van helder en contextgevoelig beleid dat aansluit bij de didactische en de ethische waarden van het wetenschappelijk onderwijs.
Dynamisch afwegingsmodel
Docenten kijken vanuit verschillende perspectieven naar het gebruik van GenAI door studenten. Uit de interviews komen vier belangrijke factoren naar voren die bepalen hoe zij het gebruik van GenAI binnen het leerproces zien: de institutionele kaders waarbinnen ze werken, hun professionele overtuigingen, persoonlijke waarden én de relatie met hun studenten. Om deze factoren en hun onderlinge invloed beter te begrijpen, is een dynamisch afwegingsmodel ontwikkeld dat laat zien hoe deze elementen samenkomen.
Afbeeling 1: Dynamisch afwegingsmodel GenAI-gebruik in onderwijscontext
Maatschappelijke druk
Daarnaast moet het gebruik van GenAI worden begrepen binnen de bredere context van maatschappelijke druk en de uitdagingen die studenten ervaren. Docenten benadrukken het belang om te onderzoeken welke onderliggende behoeften en belemmeringen studenten tot het gebruik van GenAI brengen.
“We leggen nogal wat druk op studenten als maatschappij. We moeten ook niet de reden uit het oog verliezen dat zij grijpen naar zo’n oplossing.”
Zelfstandigheid en autonomie
Studenten maken gebruik van GenAI tijdens hun studie. Zij ervaren GenAI als nuttige ondersteuning die bijdraagt aan beter begrip van de leerstof, gemak biedt bij informatieverwerking en bevestiging geeft op momenten van onzekerheid. Studenten gebruiken GenAI niet vanuit luiheid, maar vanwege tijdsdruk en sociale verwachtingen. Tegelijkertijd benadrukken studenten het belang van zelfstandigheid en autonomie binnen hun leerproces. Zoals een student aangeeft: “Je moet het ook zelf kunnen, want dat is waarom je hier zit”
Studenten persona GenAI-model
Studenten hebben verschillende drijfveren rondom leren en het gebruik van GenAI. Het ontwikkelde studentenpersona model laat verschillende factoren zien die het GenAI-gebruik van studenten beïnvloeden. Er zijn vier studenttypen te onderscheiden: de kritische gebruiker, de sociale volger, de gemakzoeker en de ambivalente twijfelaar. Ondanks hun verschillen delen studenten allemaal de wens om controle te behouden over hun eigen leerproces.
Afbeelding 2: Model van studentenpersona bij GenAI-gebruik
Behoefte aan duidelijkheid
Zowel docenten als studenten willen graag duidelijkheid over wat wel en niet mag met GenAI. Volgens studenten mogen docenten enkel afwijken van GenAI-beleid als daar voor het vak inhoudelijke redenen voor zijn, niet vanwege persoonlijke voorkeur. Tegelijkertijd is het toestaan van GenAI in tegenstrijd met professionele en individuele waarden die voor sommige docenten fundamenteel zijn. Voor docenten is het essentieel dat afspraken over het gebruik van GenAI duidelijk maken wat binnen het onderwijs wel en niet is toegestaan, rekening houdend met hun professionele overtuigingen.
Belang van dialoog
Opvallend is dat beide groepen het belangrijk vinden om in gesprek te gaan met elkaar over het leerproces, leerdoelen, verwachtingen en verantwoord gebruik van GenAI. Dat zorgt ervoor dat docenten inzicht krijgen in de beweegredenen van studenten om GenAI te gebruiken en stimuleert studenten om zelf na te blijven denken over hun leerproces. Deze dialoog kan vervolgens helder vastleggen welke toepassingen van GenAI toegestaan zijn en welke niet.
Innovatie-meetlat
Tenslotte vormen de vijf pijlers van de Innovatie-Meetlat (Ketelaar et al., 2019) de basis om GenAI te beoordelen: Gebruiksvriendelijkheid, Effectiviteit, Ethische bestendigheid, X-factor en Toekomstbestendigheid. Door deze pijlers naast elkaar te zetten, wordt het dilemma van GenAI-gebruik in het wetenschappelijk onderwijs zichtbaar.
Afbeelding 3: De vijf pijlers van de innovatie meetlat voor GenAI
PRAKTISCHE IMPLICATIES
- GenAI-gebruik in de praktijk, past niet één-op-één in een leeromgeving.
- GenAI-gebruik kan leerprocessen en leerdoelen ondermijnen, maar óók versterken.
- Docenten en studenten willen duidelijke spelregels: wat mag wel, wat mag niet – en waarom.
- Werkbaar GenAI-beleid ontstaat als studenten en docenten samen het gesprek aangaan.
MEER WETEN? DIT ARTIKEL IS GEBASEERD OP ONDERSTAANDE PUBLICATIES:
Braun, V., & Clarke, V. (2013). Successful qualitative research: A practical guide for beginners.
Ketelaar, P., Aarts, J., & Demir, S. (2019). 23 Innovations in digital communication: Move beyond speculations and master mediated communication. Amsterdam: BIS.
De beide scripties zijn op te vragen bij Bente Cerpentier: bentecerpentier@gmail.com.
Over de auteurs
Bente Cerpentier is recent afgestudeerd in Communicatiewetenschap (RU) en momenteel werkzaam als frontoffice medewerker bij Acture. Deze blog is gebaseerd op haar masterthesis die zij onder begeleiding van Paul Ketelaar heeft gerealiseerd.
Cune van Asselt is recent afgestudeerd in Communicatiewetenschap (RU) en momenteel werkzaam als consultant bij Belise. Deze blog is gebaseerd op haar masterthesis die zij onder begeleiding van Paul Ketelaar heeft gerealiseerd.
Paul Ketelaar is Assistant Professor bij het Behavioural Science Institute (BSI) aan de Radboud Universiteit. Hij geeft onderwijs over – en doet onderzoek naar – digitale innovaties.
Paul is met mede SWOCC bloggers Jan Aarts en Sanne Demir auteur van het boek “23 Innovations in digital communication: Move beyond speculations and master mediated communication”.