“Marketing is de promotor van de wegwerpeconomie, van de verspillende economie. In dat vak leren we om al die mensen op een subtiele manier te verleiden, te belazeren… Misschien trap ik iemand op zijn ziel, maar die heeft het dan ook verdiend”, zo donderpreekte oud Rabo-topman en SER-voorzitter Herman Wijffels onlangs over mij en mijn collega-marketeers.
Bij een rechtgeaard calvinist als ik komen zulke woorden inderdaad goed aan. Mijn eerste reflex is om mezelf te verdedigen. Zo wil ik erop wijzen dat de heer Wijffels wel wat laat op deze gedachte komt. “Wanneer de economische noodzaak wijkt voor de noodzaak van onbeperkte economische ontwikkeling, verandert de bevrediging van fundamentele en algemene erkende menselijke behoeften in het ononderbroken scheppen van pseudo-behoeften”, schreef Guy Debord al in 1967 in zijn boek La Société du Spectacle. En in de jaren 70 volgden velen hem in zijn kritiek op de consumptiemaatschappij. Met zoveel succes dat wij reclame- en marketingmensen pas in de loop van de jaren 80 weer bovengronds durfden te komen.
Bovendien noemt de heer Wijffels marketeers terecht niet meer dan de promotors van de wegwerpeconomie. De boodschappers worden dus wederom als eerste vermoord. Want in dat proces van onbeperkte economische ontwikkeling blazen nog veel meer partijen hun deuntje mee.
Ik noem hier alleen maar even de banken. Er moet winst gemaakt worden om leningen voor overnames af te lossen. Overnames waar aan het eind van de rit maar weinigen van profiteren. De meeste verdienmodellen zijn daarom in toenemende mate zo gemaakt dat daar alleen maar minder goede, zo niet nonsensproducten voor kunnen worden ontwikkeld of goede producten waarvan de prijs zo laag is, dat iemand in de derde wereld daarvoor betaalt.
Natuurlijk moet en wil ik mij ook graag bezinnen op mijn rol als marketeer in dit systeem. Idealiter zijn wij volledig betrokken bij alle productontwikkeling en -innovatie. Wij kunnen ons dus voortdurend de normatieve of ethische vraag stellen: “Kan dit wel? Maakt dit product de wereld beter?” Dit is wel een heel verlammende vraag voor simpele zielen zoals ik. Maar als je er een beetje aan sleutelt kom je wel op de missie van HEMA: “Met gebruiksartikelen het dagelijks leven van mensen leuker en makkelijker maken.” Dat doen we over het algemeen wel, al kun je als winkelier jouw rol in het leven van mensen niet genoeg onderschatten. Je kunt je alleen afvragen wat de producten die we verkopen zouden kosten als iedereen die eraan mee had gewerkt hetzelfde zou verdienen. Dan zou je opnieuw de prijs kunnen berekenen. Ik schat dat deze in negentig procent van de gevallen veel hoger ligt dan de prijs waarvoor ze nu in de winkel liggen. Zou iemand ze dat bedrag dan nog waard vinden? Zou dan niet veel duidelijker worden wat de echte behoeftes van mensen waren? Ja, en dan had je geen marketeers meer nodig, want dan wisten de mensen zelf wel wat ze nodig hadden. Dus inderdaad, het is wel allemaal onze schuld.